Kunstenaars verbeelden zich Utrecht (Artists imagining Utrecht)

Willem Ellenbroek (1990)
De Volkskrant, 26 March

Onvoltooid Tegenwoordige Tijd: imaginair of uitvoerbaar?

AMSTERDAM - De situatie was ideaal. Vaak zal dit niet eerder voorkomen zijn, vaker zal zich dit niet herhalen. Vijftien beeldende kunstenaars en architecten ontwierpen in totale vrijheid een beeld voor een stad. Over geld hoefden ze zich geen zorgen te maken. Er waren geen zuinige opdrachtgevers en er was geen lastige buurtinspraak. Alles kon, alles mocht. Hier is een stad, was de opdracht, hij ligt aan uw voeten, zoek een plek die inspireert en zie maar.

De kunstenaars en architecten, die bij het plan betrokken waren, zijn Marius Boender, Erik Colpaert, Luc Deleu, Gerard Hali, Albert Hien, Toine Horvers, Tadashi Kawamata, John K?rmeling, Joep van Lieshout, Irini Schrijer, Egied Simons, Arjanne van der Spek, David Veldhoen, Johan Wagenaar en Rudi van de Wint. Ze verkenden Utrecht, de oude bisschopsstad, en gingen door niets gehinderd aan de slag.
Het was een ideale situatie, zó ideaal, dat geen van de ontwerpen uitgevoerd zal worden. Ideale situaties bestaan niet of alleen in de verbeelding. Het was een imaginaire opdracht, die tot doel had te onderzoeken wat er gebeurt als de dwang van het haalbare en het realiseerbare nu eens niet aan de orde is. Wordt er, met andere woorden, dan betere kunst gemaakt?

Het realiseren van kunst in de openbare ruimte is een gecompliceerde aangelegenheid, was de gedachte, vaak moet al bij voorbaat water bij de wijn worden gedaan. Opdrachtgevers en buurtbewoners hebben zo hun eigen ideeën en dan is natuurlijk altijd een beperkt budget. Het project is opgezet door de Utrechtse Adviescommissie voor Beeldende Kunst. Het moet een discussie opwekken en als inspirerend voorbeeld en wegwijzer dienen. De ontwerpen zijn gepresenteerd onder de titel Onvoltooid Tegenwoordige Tijd.
Uit de ontwerpen spreekt op de eerste plaats natuurlijk een grote diversiteit, want daar zijn die vijftien deelnemers op uitgezocht. In het plan van de een wordt de halve stad op zijn kop gezet. Een ander heeft een stil, ingetogen project bedacht op een plek die van zichzelf al wegmijmert naar de middeleeuwen waarin de stad ontstond. Weer anderen geven commentaar op een plaatselijke situatie of accentueren een detail dat hen trof.
Het is een merkwaardige tentoonstelling, want het gaat bij deze ontwerpen, voor wie ze bekijkt, in vele gevallen niet zozeer om imaginaire, maar om zeer concrete voorstellen. Daarmee is in ieder geval één doelstelling bereikt. De kunstenaars hebben de opdracht serieus genomen en het spel meegespeeld. Ze hebben gedaan of het om een werkelijke opdracht ging.
Vreemd genoeg werkt dat hier zeer dubbelzinnig. Het plan is concreet - geef de deelnemers alle ruimte in plaats van een reeks beperkingen en geef de verbeelding de macht - maar de imaginaire uitwerking is verre van denkbeeldig. In vele gevallen is de doelstelling van de initiatiefnemers niet meer in de plannen terug te vinden. De hypothese is verdwenen, de abstractie werd werkelijkheid. Een paar van de plannen ogen niet meer als iets dat eventueel in de meest ideale omstandigheden zou kunnen ontstaan of als iets dat alleen in theorie mogelijk is, maar als iets zeer daadwerkelijks.
Ze gaan de verwachte discussie uit de weg, omdat ze direct uitvoerbaar zijn en er geen verschil te zien is tussen een vrijheid van ontwerpen en een reeks van dwingende voorschriften. Bovendien, want zo werkt dat, kijkt een bezoeker door die abstractie heen. Die ziet geen hypothese maar een ontwerp. De commissie, die het initiatief nam, is daar ook niet helemaal onderuit gekomen.
"Welbewust besloot de commissie", luidde de doelstelling nog, "het aspect van mogelijke uitvoering totaal uit te sluiten." Maar in andere teksten wordt daar stilletjes tegen gezondigd. Uit het hele project en de bijhorende teksten spreekt een stille hoop dat er (toch, misschien) een paar plannen uitgevoerd zullen worden.
Er zit nog een ander onverwacht aspect aan de tentoonstelling, dat B en W van Utrecht zich kunnen aanrekenen. De deelnemers trekken zich niets aan van plaatselijke trots en borstklopperij. Hoog Catharijne, het winkelhart van Nederland? Het is ze een gruwel. De grootste bron van inspiratie in dit vrije ontwerpen was niet het nieuwe of het oude Utrecht, maar het Griftpark, dat wegens zware bodemvergiftiging op slot ging.

Je moet maar afwachten wat er gebeurt als je een buitenstaander het woord geeft. Architect John Körmeling moet van de huidige situatie al helemaal niets hebben. Hij schreef de oude stad als afgedaan af en ontwierp ergens bezijden het verkeersplein Oudenrijn een nieuwe city: U2 geheten.
Vier van de vijftien lieten zich inspireren door het vervuilde Griftpark, dat op een oud gasfabriekterrein ligt. David Veldhoen ontwierp een installatie, die het park doet ademen en het nieuw leven inblaast. Marius Boender situeert daar een spiraalvormige begraafplaats, die onder de groei van de bijgezette doden in de loop der jaren tot een toren van Babel moet uitgroeien. Luc Deleu verplaatste de plattegrond van het park naar de begane grond van het door hem verwenste Hoog Catharijne, "een unheimische, tochtige en onprettige doorgang, waar je, niet zonder gevaar voor eigen leven de weg kunt oversteken."
Joep van Lieshout wil in het gifpark van zijn traditionele bouwmateriaal van rode bierkratten een multifunctioneel gebouw neerzetten. De fundatie is er al, zijn ontwerp past precies op de fundering van een daar geplande maar nooit uitgevoerde waterspeelplaats.
Hoog Catharijne speelt nog een rol in een veelomvattend project van Albert Hien, een groteske en absurde verwijzing naar de geschiedenis van de oude universiteits- en Hanzestad, centrum van wetenschap en handel. Hij creëert in de oude stad een nieuw bolwerk, een stad in dienst van de cultuur in plaats van de auto. Een aquaduct moet het verloren water van de door Hoog Catharijne gedempte singel weer te voorschijn roepen, eindigend in een waterval die uit een gigantische koffiepot stroomt.
Vroeger werd de horizon van de stad bepaald door een groot aantal torens. Hij herroept ze weer als bouwkundige bekroning van een reeks culturele bolwerken, die hij rond de buitengracht situeert: een scheepvaartmuseum, wind- en alternatieve energiemuseum, observatorium, spoorwegmuseum, waterleidingmuseum, zoölogisch museum, kostuummuseum, een theater en een gevangenis. Ze zijn klantgericht, de vorm weerspiegelt de inhoud. De gebouwen hebben de vorm van een schip, molen, sterrenkijker, trein, watertoren, stierenkop en gigantische jurk. De gevangenis is nog een twijfelgeval, die kan als vogelkooi of als zandloper worden uitgevoerd. Hoog Catharijne, de ingang van de stad, Zona del Consumo, wordt in deze opzet herbouwd als een stadspoort van twee gigantische omgekeerde sektglazen.
Egied Simons verkende een gebied in een kromming van de Oude Gracht met een topografische registratie van de gevels op achttien straathoeken. Hij trok de hoeken, die de gevellijnen maakten, door tot een imaginaire plattegrond. Uitvergroot en uitgevoerd als een gigantisch frame van stalen buizen staat dit nu in zijn voorstelling als een opgerichte plattegrond in de plattegrond van de werkelijke stad.
Gerard Hali ontwierp een middeleeuwse allegorische voorstelling voor de kolk van de Oudegracht bij de Ganzenmarkt, "de plek waar de as door het wiel van de stad steekt". Zijn voorstelling symboliseert de kunst, het geld, het bestuur en de kerk met een theater als brug, een vuurspuwend verdedigingswerk op de grachtwerf en in de gracht zelf een drijvende kerk, Virgo Salvatrix.
Uitvoerbaar? De vraag blijft meespelen en zich opdringen. Tadashi Kawamata wil met sloophout de steegjes accentueren die Hoog Catharijne en de Oude Gracht met elkaar verbinden alsof om aan te geven dat je pas weer vrij kunt ademen als je er doorheen bent. Irini Schrijer benadrukt de ontmoeting tussen vreemden met handdrukken in klei. Op het Vredenburg zouden ze verzameld moeten worden in een steeds uitgroeiende vijfpuntige ster in het plaveisel: duizenden handdrukken als een verzameling positieve energie. Rudi de Wint schonk de oude stad een model voor een vuurtoren met een eeuwige vlam van aardgas.
Erik Colpaert zwierf tien dagen door de stad als een van de zwervers die in Hoog Catharijne bivakkeren. Het resultaat van zijn expeditie is een reeks sculpturale ingrepen in de stad en omgeving die samen een verhaal vormen, het verhaal van een clochard. Arjanne van der Spek zag het sprekend gat in de ruiterbeelden van de stad, het doorkijkje tussen de paardenbenen en de paardenbuik. Ze maakte een hommage voor een gat, een gat zonder paard en ruiter.
Uitvoerbaar? Imaginair? Toine Horvers liet zich inspireren door Luis Buñuels autobiografie Mijn laatste snik, waarin deze een oud gebruik in zijn geboorteplaats beschrijft. Op Goede Vrijdag om twaalf uur 's middags komen de dorpelingen bijeen met trommels en richten een trommelvuur aan dat tot de volgende dag duurt. "Een verbazingwekkend, machtig, kosmisch verschijnsel, dat het collectieve onderbewustzijn raakt; de trommels doen de grond onder de voeten beven. Je hoeft alleen je hand tegen de muur van een huis te leggen om die hand te voelen trillen." Klokke twaalf de volgende dag houdt het op. "Maar een tijd later, als het leven van alle dag weer aan de gang is, praten sommige bewoners van Calanda onwillekeurig op een eigenaardige hortende manier, nog gehoorzamend aan het ritme van de tot rust gekomen trommels."
Op een plattegrond van Utrecht uit 1670, waar een tweede ovale ommuring werd voorgesteld die nooit is gebouwd, markeerde Horvers op carbonpapier roffelend met trommelstokken dertig plekken. Waar ze ook mogen liggen - op straat, op het water of in een toilet - op zekere dag zullen daar dertig trommelaars zitten om van het eerste ochtendkrieken tot het vallen van de nacht de ideale plattegrond van Utrecht te herroepen.
Johan Wagenaar, de enige plaatselijke kunstenaar in deze rij, nam de ruïne van het in 1988 afgebrande gebouw van Kunst en Wetenschappen aan de Mariaplaats tot onderwerp. Vroeger stond hier, acht eeuwen lang, de Mariakerk. De brand in de later gebouwde cultuurtempel bracht de oude fundamenten van de kerk weer boven. Hij laat in zijn plan het koor van de kerk onder water lopen. Het is het meest reële beeld op deze tentoonstelling. Een animatiefilm op video vertaalt zijn idee: een geblakerde ruïne spiegelt zich in een stille vijver als een symbool van een ver verleden, goudkarpers doen met hun trage bewegingen het beeld af en toe rimpelen.
Onuitvoerbaar, imaginair? Hier staat de kijker voor het eerst en werkelijk op het verkeerde been. Het gebouw bestaat niet meer als ru?ne, het wordt nu gerestaureerd. Wagenaars beeld is niet bij voorbaat, maar met terugwerkende kracht imaginair.

Tentoonstelling: Onvoltooid Tegenwoordige Tijd. Centraal Museum, Utrecht. Tot 23 april.