Egied Simons

Johan M.H. Deumens (1990)
'Berg Beeld. Een onderzoek naar relaties tussen kunst en landschap naar aanleiding van lokaties in het zuiden van de beide Limburgen' (Project Proposals). Jan van Eyck Akademie, Maastricht, pp. 30-33. Edition: 1.500

Uit het werk van Egied Simons blijkt een grote belangstelling voor verschijningsvormen van ruimtelijke strukturen. Met behulp van fotografie, maar ook video, registreert hij elementen of kenmerken van een ruimte en combineert deze beelden om een samenhang of analogie vanuit onverwachte invalshoeken zichtbaar te maken. Zo fotografeerde Simons de plafonds van de afzonderlijke kamers en ruimten in 'n huis en voegde deze samen tot een totaalaanzicht. Er ontstaat een plattegrond waarin 'gescheiden' plafonds gelijktijdig zichtbaar worden, een beeld dat menselijkerwijs niet kan worden waargenomen. In dit meer afstandelijk en overzichtelijk beeld verhaalt de lichtval op de plafonds hoe de ruimten onderling met elkaar verbonden zijn. Maar ook maken dergelijke reconstructies duidelijk hoe dicht feit en artefact bij elkaar liggen.

Faktoren als tijd, situering in de ruimte, belichting en de kwaliteiten van het registratie-instrument zijn in deze werkwijze sterk bepalend voor het resultaat.
Deze werken worden zowel zelfstandig gepresenteerd als in combinatie met architectuur.

De uitgebreide tocht door het Zuid-Limburgse landschap heeft Simons tot werkideeën gebracht waarin zijn fascinatie voor het analyseren van ruimtelijke strukturen duidelijk te herkennen is. Het is dan ook niet verwonderlijk dat juist de gangenstelsels in de kalksteenlagen hem het meest aanspreken.

Dankzij de ondergrondse winning van kalksteen zijn uitgestrekte gangenstelsels ontstaan die de mogelijkheid bieden om bijvoorbeeld delen van de St. Pietersberg van binnenuit te bekijken.
Simons richt zich op de informatie die het patroon van de gangen, en de hoedanigheid van de wanden hem vertellen over het geheel, het onzichtbare systeem. Een voorbeeld: binnen het stelsel in wording zijn blokbrekers gestoten op harde steen, waardoor een omweg noodzakelijk was. Het patroon van de gangen zoals het nu wordt aangetroffen, valt onder meer toe te schrijven aan deze obstakels tijdens het zaag- en kapwerk.

De doorlaatbaarheid van de mergelmassa - de doordringbaarheid van het materiaal - is in de gangenstelsels eveneens waarneembaar. In de plafonds van deze stelsels treft men talrijke gaten aan welke voor het grootste deel op natuurlijke wijze door uitspoeling zijn ontstaan. Rond deze gaten treedt een verharding op van het mergel. Boven de gaten zijn op het plateau zelf vaak zogenaamde 'zinkputten' te ontdekken, trechtervormige verzakkingen aan het oppervlak. Ook zijn er talrijke scheuren te ontdekken, waarbij het Simons opviel dat deze hoofdzakelijk in noordwest-zuidoost-richting lopen.

Zowel de gaten als de scheuren heeft Simons in kaart gebracht. Het patroon van de scheuren blijkt onafhankelijk te zijn van het patroon van het gangenstelsel.
De gaten zijn niet gelijkmatig verspreid maar komen op sommige plekken geconcentreerd voor. De 'compositie' die deze verdeling vormt, vertelt iets over de samenstelling van de kalk, de dikte van de laag erboven, enz. In de verdere uitwerking van het projekt zal Simons het patroon van scheuren en concentraties van gaten van een van deze gangenstelsels van onderuit fotografisch registreren. Door een vooraf vastgelegde konsekwente manier van belichten en fotograferen zullen de foto's ook informeren over de hoogte van de gang (meer/minder lichtweerkaatsing) en de duisternis (belichting vanuit een punt).
Deze foto's vormen de basiselementen voor een samengesteld beeld op een wand. Zij zullen als leidraad dienen voor de opbouw van een soort dwarsdoorsnede van de berg, als het ware een plattegrond van scheuren en gaten. Maar ook zal dit 'systeem' gecombineerd gepresenteerd worden met het patroon van het gangenstelsel, waardoor een beeld ontstaat van twee met elkaar verweven systemen.
Deze fotoregistratie is verwant met de registratie die Simons eerder maakte voor een stadsdeel van Utrecht en die onderdeel was van de tentoonstelling Onvoltooid Tegenwoordige Tijd in het Centraal Museum Utrecht (maart en april 1990.)
In dat projekt wilde Simons het stadsdeel als het ware tegen het licht houden. De uiteinden van de straten in dit stadsdeel zijn van onderuit gefotografeerd. Overeenkomstig het bovenstaande voorstel werden deze foto's op de tentoonstelling in hun onderlinge verhouding teruggebracht. Straatnamen en lijnen moesten het beeld van een plattegrond versterken.

Patronen geven een indicatie voor een niet zichtbaar groter systeem. Maar het gemak waarmee zo'n uitspraak gedaan kan worden is niet in het werk van Simons terug te vinden. Wat feit of artefact is, oorzaak of gevolg, zichtbaar of onzichtbaar, het zijn onderscheidingen die in zijn werk opnieuw tot leven komen, temeer omdat hij er in zijn werk zelf verrassende beelden van construeert.